Op de dag ná de statenverkiezingen van 20 maart las Jan Terlouw tijdens de lunchlezing in Tresoar op 21 maart voor uit eigen werk.
Jan Terlouw, een zeer veelzijdig man, zoon van een Veluwse dominee (streng in de leer). Ik ken hem als politicus (D66) en schrijver van o.a. kinderboeken (“Oorlogswinter”). Maar nu dus ook als dichter.
Tijdens de lezing kwam hij naar voren als een echte (verhalen)verteller.
Hij ‘vertaalt’ zijn gevoelens ten aanzien van kunst, cultuur, stad en land, liefde, en natuur naar poëzie. Al van jongs af aan zette hij gedachten/gedichten op papier. Vaak ontstond zijn poëzie naar aanleiding van bepaalde gebeurtenissen (sinterklaas, opening van een expositie, spreken voor een gezelschap).
Zo omschrijft hij de schoonheid van het platteland, met daarin al die boerderijen, die daar zo lukraak lijken te zijn neergeplant, in een gedicht over die boerderij. En dat gedicht begint zo:
“Als door toeval staan ze goed,
de boerderijen in het land […]” (pagina 44)
De essentie ligt in het spelen met woorden. Terlouw: “Taal is zoiets móois”.
Taal en fantasie vormen de bestanddelen van verhalen en gedichten.
Zijn gedichten zijn soms associatief, soms streng in een (conventioneel) rijmschema. Ook wordt er gespeeld met verschillende ritmes, bijvoorbeeld het ritme van het eigentijdse ‘rappen’ wordt toegepast.
En, trouwens, over de politiek en D66 hebben we het maar niet gehad....
Tenslotte Jan Terlouw, nu agnost:
“Ik weet niets. Ik begrijp niets.
Laat het maar zo.....”
En dan, ter gelegenheid van de boekenweek die eind van deze week begint, en ‘moeder’ als thema heeft, het begin van het gedicht “Moeder”:
(pagina 37)
Reacties